Het Leven In Cycli

Oma herkent me niet meer. Ze praat over haar kleindochter alsof ik er niet ben. Ze vindt de verpleger zo leuk, zegt ze met de blik van een verliefde tiener. Verder uitweiden doet ze niet. Haar wereld valt weg, maar haar christelijkheid blijft, godzijdank.

 

Pa maakt foto’s van haar opgebaarde lichaam. Ik vind het vreemd, maar hij zegt dat het hem helpt bij het rouwproces. Het is een gevoelige ziel, mijn vader. Hij heeft de dood van zijn eigen vader nooit verwerkt. Die stierf in het jaar voordat ik werd geboren. Aneurysma. De artsen durfden geen ingrepen te doen uit angst dat zijn hart het zou begeven. Uiteindelijk was zijn hart het enige dat bleef werken toen de rest van zijn lichaam het al had opgegeven. 

 

Ik ben de reïncarnatie van opa, zegt mijn vader. Soms droom ik dat ik een blanke man ben. Ik heb opa’s hoge hoed. Hij is veel te klein voor mijn hoofd.

 

Mijn maag knort. Het galmt in de muisstille zaal. Awkward. Mijn schoonmoeder stoort zich er niet aan, zij ligt er vredig bij. Mijn schoonvader grinnikt, hij ziet er de humor wel van in. Vertelt tijdens de koffie-en-cake-sessie een schuine mop over een beer die zijn reet afveegt met een konijn.

 

Mark maakt foto’s van zijn opgebaarde lichaam. Is dat een mannending, of ben ik getrouwd met mijn vader? Freud heeft er vast boeken over geschreven. Pa is meer een Jungiaan. De foto’s van mijn schoonvader zijn via een mysterieuze weg gesynct naar mijn telefoon. Ik kan ze niet weggooien. Te symbolisch.

 

De intensive care heb ik nou wel gezien. Dit is wat, week drie? Vier? Pa voelde zich niet zo lekker, ging uiteindelijk op aandringen van ma naar de dokter. Een uur later lag hij in het ziekenhuis. Aneurysma. Hij was klinisch dood, maar kwam terug. Zijn hart is gevoelig, maar sterk. 

 

Als de verpleegster zich wegdraait steekt pa zijn tong naar haar uit. “Delier” noemen ze het. Ik voel me eerder zijn moeder dan zijn dochter.

 

Hij is zo ontzettend moe, verzucht hij met gesloten ogen, zijn batterij is leeg. Ik begrijp het, antwoord ik. Als je op bent dan ben je op. ‘Maar zover zijn we nog niet, of wel?’

 

‘Nee,’ zegt mijn vader-zoon. ‘Zover zijn we nog niet.’

deel mij:

lees ons:

Vertrouweling

De straten zijn kleiner dan toen ik alleen was. In die tijd was ik prooi. Ik zocht in vuilnisbakken naar eten, werd geslagen en geschopt.

Timura

Het was niet eerder voorgekomen dat iemand de hechte gemeenschap moest verlaten. Het Doyenaat had zorgvuldig het woord “ballingschap” vermeden, maar Timu was niet naïef.

Een Enkele Aanraking

Ze heeft nooit iemand gehad die zo jong was. Ze kan geen leeftijden meer schatten, maar hij heeft hooguit zes zomers gezien. Misschien is dat beter.