Enkele jaren geleden heb ik het complete kunstenaarsarsenaal van mijn vader gekregen.
De straten zijn kleiner dan toen ik alleen was. In die tijd was ik prooi. Ik zocht in vuilnisbakken naar eten, werd geslagen en geschopt.
Dit jaar ga ik twintig boeken lezen, heb ik mezelf voorgenomen. Ik zit nu op veertien, dus ik heb nog drie maanden voor zes boeken.
Oma herkent me niet meer. Ze praat over haar kleindochter alsof ik er niet ben. Ze vindt de verpleger zo leuk, zegt ze met de blik van een verliefde tiener.
Soms voelt het goed om gedeprimeerd te zijn. Als tiener was het een scheur in het tijd-ruimte-continuüm, een zwart gat dat me opslokte. Nu is de duisternis een oude vriend die me inspiratie geeft.
Het was niet eerder voorgekomen dat iemand de hechte gemeenschap moest verlaten. Het Doyenaat had zorgvuldig het woord “ballingschap” vermeden, maar Timu was niet naïef.
Veel van mijn weekends staan in het teken van slachtpartijen. Wat prima is zolang je niet aan de ontvangende kant staat.
Chaos is oneindige mogelijkheden. Chaos is een leeg document. Vaak hoor ik een stuk dialoog, of zie ik een fragment. Maar dat is slechts de openingsmove in een universum van opties.
Ze heeft nooit iemand gehad die zo jong was. Ze kan geen leeftijden meer schatten, maar hij heeft hooguit zes zomers gezien. Misschien is dat beter.